Inloggen

In de gemeenten van de Nederlandse Gereformeerde Kerken vinden tal van activiteiten plaats, zoals aanbidding van God, navolging van Jezus Christus, en gemeenschapsleven. Alle leden van de kerk dragen hierin verantwoordelijkheden, de een meer uitgesproken dan de ander. Een van de kenmerken van de kerken is dat betrokkenen hun verantwoordelijkheden kunnen vervullen in een veilig klimaat, met respect en betrouwbaarheid voor elkaar en voor de wereld om hen heen.

 

Omdat we onvolmaakte mensen zijn en blijven, doen we er goed aan elkaar te blijven herinneren aan wat het vraagt om veilige relaties met elkaar te onderhouden. Soms overschrijden we grenzen van anderen rond veiligheid, respect en betrouwbaarheid. Hierbij is het niet alleen ieders eigen opdracht om zich te weerhouden van grensoverschrijdend gedrag. Het is ook een gezamenlijke opdracht om anderen ertegen te beschermen.

 

Dat vraagt niet alleen om onszelf maar ook elkaar toe te rusten en te toetsen. Daartoe is onderstaande gedragscode opgesteld. Deze code wil allereerst uitspreken wat we in kerkelijke activiteiten van onszelf en van elkaar verwachten. Daarnaast is het nodig om de vorming en groei in veilige relaties te bevorderen. Het is nodig voor de bewustwording van ongewenst gedrag, om het te kunnen signaleren en aan de orde te stellen. Voor deze praktische toepassingen is deze code een hulpmiddel.

 

Tot slot, deze gedragscode vervangt niet een beroepscode voor kerkelijke professionals, zoals predikanten. Zij wil recht doen aan het feit dat ook anderen specifieke verantwoordelijkheden dragen die in meerdere of mindere mate lijken op die van professionals. Zij zijn samen de ‘werkers in de kerk’ voor wie deze code geldt.

 

Een specifieke plaats

1. Werkers in de kerk gaan verantwoord om met de ongelijkheid in positie ten opzichte van andere kerkleden.

  • Zij laten zien dat zij zich ervan bewust zijn dat hun specifieke functie aan hun gewone omgang met anderen binnen de kerk extra lading geeft.
  • Zij dragen primaire verantwoordelijkheid voor de zuiverheid en veiligheid binnen relaties.

 

2. Werkers in de kerk tonen zich verantwoordelijk om hun positie niet te misbruiken.

  • Zij gaan zorgvuldig om met mogelijke kwetsbaarheid van andere gemeenteleden.
  • Deze kwetsbaarheid is mede gegeven met het feit dat de ongelijkheid van positie elementen van macht en afhankelijkheid met zich meebrengt wat zou kunnen leiden tot vormen van machtsmisbruik en geestelijke manipulatie

 

Vrijheid en verantwoordelijkheid
1. Werkers in de kerk zijn erop bedacht dat hun relaties met andere gemeenteleden aspecten kunnen bevatten die spanning kunnen opleveren met de verantwoordelijkheid die zij vanuit hun functie dragen.

  • Te denken valt onder meer aan verliefdheid, sympathie en antipathie, familiebanden, en de doorwerking van groepsvorming en visieverschillen in de gemeente.
  • Zij voorkomen dat deze aspecten hun verantwoordelijkheden doorkruisen.
  • Waar nodig en mogelijk delen zij in dergelijke omstandigheden hun verantwoordelijkheid met anderen of dragen zij deze zelfs aan anderen over.

 

2. Werkers in de kerk moeten in meerdere of mindere mate hun onafhankelijkheid jegens andere gemeenteleden bewaren.

  • De mate waarin varieert met de aard van hun verantwoordelijkheid.

Zij mogen zich niet laten belasten vanuit de gemeente door open te staan voor (bijvoorbeeld) onevenredige financiële steun of geschenken, druk om bepaalde opvattingen of beleidsaccenten voor te staan, of de uitnodiging om hun invloed aan te wenden in dienst van de belangen van specifieke gemeenteleden.

 

3. Werkers in de kerk zetten zich met extra nadruk in om in hun levenshouding en -praktijk Christus’ karakter te weerspiegelen.

  • Evenals alle christenen hebben zij een voorbeeldfunctie. Zij tonen zich ervan bewust dat dit vanwege hun bijzondere taak of positie voor henzelf in versterkte mate geldt.
  • Zij staan ervoor open wanneer zij daarop aangesproken worden.

 

4. Werkers in de kerk zoeken advies en hulp wanneer zich in hun leven omstandigheden voordoen die hun functioneren in de weg staan.

  • Te denken valt bijvoorbeeld aan ziekte, psychische problemen, relationele crises, verslavingen en trauma’s.
  • Zij houden dergelijke omstandigheden niet voor zichzelf.
  • Zij zijn bereid om zo nodig – eventueel tijdelijk of gedeeltelijk – een stap terug te doen.

 

Vertrouwelijkheid

1. Werkers in de kerk delen vertrouwelijke informatie in beginsel niet met anderen.

  • Ook wanneer zij geen professioneel ambtsgeheim hebben, brengt hun functie op dit punt extra verantwoordelijkheid met zich mee.
  • In deze tijd van digitale communicatie en sociale media bevat deze roeping een extra dimensie. Ook los van strikt vertrouwelijke informatie zijn zij terughoudend in het publiek delen van ervaringen waarbij ook anderen betrokken zijn.

 

2. Werkers in de kerk onderkennen dat er omstandigheden kunnen zijn waarin zij de vertrouwelijkheid dienen te verbreken.

  • Dit is bijvoorbeeld het geval bij eigen gewetensnood of wanneer zij niet in staat of competent zijn om een situatie recht te doen en bij aanwijsbare schade voor betrokkenen. Ook bepaalde zonden kunnen het nodig maken anderen deelgenoot te maken van vertrouwelijke informatie.
  • Wanneer zij de vertrouwelijkheid doorbreken bespreken zij dit zo mogelijk eerst met de betrokkenen. Vervolgens beperken zij de kring met wie de informatie gedeeld wordt zoveel mogelijk. In gezamenlijk overleg binnen deze kleinere kring besluiten zij eventueel en indien nodig om de informatie breder te delen. Daarbij vormen in het algemeen officiële instanties als kerkenraden, politie, hulpverleners, meldpunten, vertrouwenspersonen of professionals met een ambtsgeheim de aangewezen tussenstap.
  • Deze richtlijnen laten onverlet dat in het geval van een misdrijf aangifte wettelijk verplicht is en dat alleen ambtsdragers zich mogen beroepen op het verschoningsrecht.

 

Grenzen bewaken

1. Werkers gaan zorgvuldig om met één op één contacten.

  • Zij tonen zich bewust van risico’s die dergelijke contacten met zich kunnen meebrengen.
  • Zij zijn transparant over hun eventuele één op één contacten en betrekken daarin waar mogelijk anderen.
  • Bij voorkeur laten zij dergelijke contacten plaats vinden in een context die minstens bij anderen bekend en zo mogelijk ook voor anderen zichtbaar is.

 

2. Werkers in de kerk tonen zich bewust van het risico en de ernst van seksueel grensoverschrijdend gedrag.

  • Het lijden van potentiële slachtoffers, de schade binnen het lichaam van de kerk, de bestaande maatschappelijke gevoeligheid en de reputatie van evangelie en kerk motiveren hen rond dit thema tot grote zorgvuldigheid.
  • Zij beseffen dat niet alleen expliciete seksuele handelingen grensoverschrijdend zijn, maar dat dit ook kan gelden voor blikken, woorden, grappen, aanrakingen, berichten en beelden op sociale media en zelfs van een ongezonde cultuur.
  • Zij zullen op deze punten de grenzen bewaken en werken aan een klimaat van respect, veiligheid, gelijkwaardigheid, en gedeelde verantwoordelijkheid binnen de kerk.
  • Wanneer er op dit punt tegen henzelf of tegen anderen verdenkingen rijzen of wanneer er sprake is van daadwerkelijke grensoverschrijding, zullen zij dit niet bagatelliseren of toedekken.
  • Zij zullen erkennen dat voortzetting van hun werk in dat geval niet vanzelf spreekt en meewerken aan een zorgvuldig proces van waarheidsvinding. Daarin moet aan wie zich onjuist bejegend acht, aan henzelf en aan andere betrokkenen rechtgedaan worden.
  • Zij zullen beseffen dat bij misbruik ook de omgeving een verantwoordelijkheid bezit. Wanneer zij zelf op de hoogte raken of een vermoeden krijgen van misbruik, zullen zij deze verantwoordelijkheid gewetensvol invullen.

 

Verhouding tot andere werkers in de kerk

1. Werkers in de kerk respecteren de eigen gave, positie en verantwoordelijkheden van andere gemeenteleden en in het bijzonder van andere werkers in de kerk.

  • Zij zullen niet uitstralen dat zij zichzelf en hun eigen positie belangrijker vinden en zich niet indringen in wat valt onder de verantwoordelijkheid van anderen.
  • Zij zullen in woord en daad de ander met diens positie uitnemender achten dan zichzelf.

 

2. Werkers in de kerk zijn bereid elkaar te bemoedigen en te corrigeren en elkaars feedback te ontvangen.

  • Zij beseffen dat ook de andere werkers een specifieke taak binnen de gemeente vervullen en zijn erop uit dat deze tot hun recht komen.
  • Zij bevorderen elkaars goede naam en spreken niet negatief over elkaar.
  • Zij vermijden onderlinge competentiestrijd, machtsconflicten en machtsmisbruik.

 

Verhouding tot de samenleving

1. Werkers in de kerk zetten zich in voor een christelijke omgang met niet-kerkleden, overheden en andere maatschappelijke instanties.

  • Zij zullen liefdevol, zorgvuldig, betrouwbaar en waar nodig gehoorzaam zijn.
  • Zij beseffen dat de Bijbelse vereiste voor een ambtsdrager om goed bekend te staan bij buitenstaanders in afgeleide zin ook voor hen geldt.
  • Zij staan voor rechtvaardigheid en komen waar nodig op tegen onrecht.
  • Zij dienen de goede reputatie van evangelie, kerk en Christus en bevorderen de missionaire dimensie die eigen is aan alles wat in de kerk gebeurt.

 

Omgang met goederen

1. Werkers in de kerk gaan zorgvuldig om met kerkelijke goederen en bezittingen.

  • Daarbij gaat het onder meer om het kerkgebouw en de inventaris daarvan, om plannen en investeringen en om het beheer van de gelden.
  • Zij zullen niet zichzelf of anderen bevoordelen of eigen ambities voor de kerk nastreven ten koste van de noodzakelijke zorgvuldigheid.
  • Zij laten zich structureel bevragen en controleren en geven alle noodzakelijke openheid.