Wij helpen je graag bij al je vragen over werk, inkomen en lidmaatschap.
Voorwoord
Binnen de predikantenvereniging van de Gereformeerde Kerken leeft al lange tijd het verlangen een beroepsprofiel voor predikanten te ontwikkelen om daarmee het beroep van predikant binnen de context van de 21ste eeuw naar zijn eigenheid te definiëren. Dat bleek een tamelijk ingewikkelde klus. Enerzijds vanwege de breedte van het beroep, anderzijds vanwege de verschillende theologische, beroepsmatige en persoonlijke aspecten die aan het predikantschap verbonden zijn.
Het navolgende profiel is resultaat van bezinning binnen de predikantenvereniging in samenspraak met een aantal deskundigen en een selectie van predikanten uit de vereniging. Het beroepsprofiel focust met name op de beroepsmatige aspecten van het predikantschap. Ambtelijke aspecten die evenzeer een plaats verdienen zijn dieper uitgewerkt in de eerder door de predikantenvereniging opgestelde Beroepscode. Beroepsprofiel en Beroepscode dienen dan ook samen gelezen te worden.
In de toekomst zou gewerkt kunnen worden aan één document dat alle drie aspecten aan het predikantschap: ambt, persoon en beroep in een volledige beschrijving integreert. Dat is echter een volgende fase in het werken aan de professionele positionering van het predikantschap. Voorlopig zijn we blij u dit beroepsprofiel te kunnen presenteren. Het betekent niet dat daarmee het nadenken over het predikantschap en het werken aan de professionaliteit van predikanten tot een einde is
gekomen. Het beroep van predikant is een beroep in beweging en vraagt in zijn functioneren om voortdurende afstemming naar tijd en omgeving.
We hopen dat het navolgende profiel vertrekpunt mag zijn voor het werken aan een grotere professionaliteit van predikanten.
We leven in een samenleving die voortdurend in beweging is. Posities van mensen, hun functies en beroepen veranderen. Ook predikanten bewegen mee met ontwikkelingen in samenleving en kerk. Ze proberen hun ambt zodanig vorm te geven dat ze op een adequate manier invulling geven aan hun (goddelijke) roeping en tegelijk aansluiting vinden bij de mensen die zij mogen dienen.
De bewegingen in samenleving en kerk vragen om een bewuste reflectie op het predikantschap. Daardoor bereik je dat de predikant zich in een beweeglijk werkveld op een evenwichtige manier kan blijven positioneren als de persoon die naar zijn ambt geroepen is en in zijn beroep competent is om mensen en gemeenten in de 21ste eeuw te dienen. Deze blijvende noodzaak van positionering vraagt erom het predikantschap binnen de context van de 21ste eeuw in zijn eigenheid opnieuw te definiëren. In dit beroepsprofiel vindt die herdefiniëring plaats.
De herdefiniëring en positionering van het predikantschap kan op verschillende manieren van nut zijn:
1. Voor de predikant zelf
Het beroepsprofiel kan de predikant allereerst helpen het predikantschap in zijn eigenheid te positioneren. Verder kan het beroepsprofiel behulpzaam zijn in het systematisch reflecteren op eigen functioneren, zodat de predikant ontdekt waaraan hij nog moet werken. Ten slotte kan het hem helpen het predikantschap af te bakenen tegen een wildgroei aan verwachtingen.
2. Voor kerkenraden en Steunpunt Kerkenwerk (SKW)
In het gesprek tussen kerkenraad en predikant over verwachtingen, groeipunten en grenzen kan het beroepsprofiel faciliterend zijn. Het biedt materiaal aan kerkenraden en SKW om het over de juiste zaken te hebben. Vanuit het beroepsprofiel en de beroepscode kunnen door SKW ook modellen voor functioneringsgesprekken ontwikkeld worden.
3. Bij hulp van buitenaf
Wanneer in een coaching- of supervisietraject hulp van derden wordt ingeroepen, is het beroepsprofiel inzicht gevend in het karakter van het predikantschap. Ook kan het behulpzaam zijn bij de zelfreflectie en het opstellen van een ontwikkelings- / groeitraject. Ook kan het beroepsprofiel materiaal leveren voor een assessment, omdat duidelijk wordt wat er verwacht wordt van een predikant en welke competenties / kwaliteiten vereist zijn.
4. In het gesprek met de opleiding – i.c. de Theologische Universiteit Kampen
Beroepsgroep en opleiding zijn bij het ontwikkelen en vormgeven van een opleiding elkaars sparring-partners. Via de beroepsgroep hoort de opleiding waar de behoeften binnen het beroepsveld liggen. De opleiding daarentegen kan ook verschillende opleidingstaken delegeren aan de beroepsgroep, zodat opleiding en beroepsgroep elkaar aanvullen in het opleiden van goede predikanten.
In de volgende hoofdstukken willen we het beroep van predikant systematisch doordenken binnen de drie bestaansmodi van ambt, persoon en beroep. Met name de beroepsmatige kant zal in het vervolg tot in detail worden uitgewerkt.
2. Predikant in ambt, persoon en beroep
Over het predikantschap is in het verleden voornamelijk gesproken onder de invalshoek van het ambt: goddelijke instelling en roeping. Dat is ook het geval in het ‘Formulier voor de bevestiging van dienaren van het Woord’. In de huidige context van de 21ste eeuw is het van belang dat we het ambt van predikant ook als beroep tussen andere beroepen legitimeren.
Deze legitimering krijgt vorm in het besef dat een predikant niet alleen een ambt heeft maar ook een beroep dat hij met zijn eigen persoonlijkheid invulling zal moeten geven. Het ‘zijnsberoep’ van een predikant omspande het hele leven, evenals dit bij de dokter, de jurist en de burgemeester het geval was.
In de negentiende eeuw begon de eenheid van het leven – in wonen, werken en vrije tijd – plaats te maken voor een uitwaaiering naar sectoren en deellevens. Het ambtelijke, beroepsmatige en privédomein vallen niet automatisch meer samen. Als gevolg van deze differentiatie wordt de predikant heen en weer geslingerd tussen wat hij als persoon zelf wil, wat zijn ambt van hem verlangt en wat hij beroepsmatig moet presteren. Dit brengt spanning met zich mee. Immers: de predikant wordt geacht op elk van deze drie terreinen competent te zijn. Dat betekent dat hij als persoon geschikt moet zijn om zijn functie uit te oefenen. Maar ook dat hij beroepsmatig bekwaam en ambtelijk bevoegd moet zijn om in die functie op te treden.
De cirkel die rond de driehoek getekend is, verbeeldt de context. Een predikant is nooit predikant op zichzelf. Hij functioneert altijd in de context van persoonlijke leefomstandigheden, kerk en samenleving. Voor een predikant kan het een hele klus zijn om zijn identiteit als predikant binnen deze drie bestaansmodi op een evenwichtige manier vorm te geven. Doet hij dat niet en over-accentueert hij één van de componenten persoon, ambt of beroep, dan ligt het gevaar van respectievelijk personalisering, clericalisering of professionalisme op de loer. Personalisering betekent een overmatige aandacht voor de persoonlijke beleving van de predikant. Clericalisering legt de nadruk op het predikantschap als geestelijk ambt en op de beleving daarvan. Voor professionalisme geldt dat dit de uitoefening van de verschillende taken van het beroep en de daarvoor noodzakelijke deskundigheid over-accentueert, wat niet wegneemt dat professionaliteit noodzakelijk is.
2.1. Ambt
Het ambt is het kerkelijke aspect. Een predikant weet zich geroepen door God en daarmee gezonden om het evangelie te verkondigen. Hiermee wordt zijn functie spiritueel gepositioneerd. Het kleurt zowel zijn persoonlijke geschiktheid als beroepsmatige bekwaamheid. Tegelijk is het de geestelijke legitimatie voor zijn optreden als predikant.
Uit het besef dat hij gezonden is mag een predikant veel kracht en bemoediging halen. Wanneer hij komt met een boodschap die haaks staat op het leven van mensen, weet hij dat hij niet namens zichzelf spreekt. Evenals de apostelen konden zeggen dat het was alsof God door hun mond de gemeente vermaande, zo mogen ook predikanten weten: wanneer zij optreden met het Woord van God, komt God zelf daarin mee (2 Kor. 5,20). Dit veronderstelt een hechte geestelijke band tussen de gezondene en zijn Zender. Het onderhouden van de vertrouwelijke omgang met God is dan ook cruciaal. Het bepaalt de ambtelijke competentie van een predikant. Mist een predikant de vertrouwelijke omgang met God, dan zal hij naar zijn ambtelijke competentie ook niet geschikt zijn om als predikant op te treden.
Predikanten die zich in hun leven en werk door God gedragen weten en voor wie de ontmoeting met Christus iedere dag weer nieuw is, beschikken over een grote kracht. In hen wordt het woord van Efeziërs 3,14-21 waar dat God “door de kracht die Hij in ons werkt bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij vragen of denken”.
Het ambt relativeert ook de componenten persoon en beroep. Hoewel er gekeken moet worden naar de persoon van de predikant en zijn beroepsmatige competenties, is de kracht van God die in de dienaar werkt fundamenteel. Paulus zegt in 2 Korintiërs 4,6: “Maar wij zijn slechts een aarden pot voor deze schat; het moet duidelijk zijn dat onze overweldigende kracht niet van onszelf komt, maar van God”.
2.2. Persoon
De persoon is de individuele component. Een predikant luistert niet alleen naar de titel ‘dominee’, maar heeft ook een voornaam, een eigen identiteit. Hij is gewoon mens en wil erkend worden naar de persoon die hij is, met zijn vrije tijd, met zijn eigen typische karaktertrekken en met zijn eigen interesses.
2.2.1. Persoonlijkheidskenmerken
Eén van de aspecten die de persoonlijke geschiktheid van een predikant bepaalt, is het aspect persoonlijkheidskenmerken. Persoonlijkheidskenmerken zijn beschrijvingen van eigenschappen van mensen. Naast deze kenmerken zijn persoonlijke behoeften en motivaties van belang bij het verklaren van iemands gedrag. Veel genoemde eigenschappen bij een predikant zijn: stimulerend, inspirerend, betrokken, enthousiast, warmvoelend, pastoraal bewogen, samenbindend, leidinggevend, open, coöperatief, wervend, charismatisch, hartelijk, warm, authentiek, empathisch.
Deze lijst kan bijna tot in het oneindige aangevuld worden, waardoor je het gevoel kunt krijgen een schaap met duizend poten te moeten zijn. Een groot nadeel van zo’n opsomming is dat vrijwel niemand weet wat er nu precies bedoeld wordt met de genoemde begrippen. Ieder vult het naar eigen inzicht in. Om tot eenduidige begripsvorming te komen is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de veel gehanteerde opsomming welke de Big Five wordt genoemd. Deze opsomming is onder
psychologen algemeen geaccepteerd. De begrippen zijn goed omschreven en onderzocht in de persoonlijkheidspsychologie. Ze zijn in gevalideerde testen meetbaar. Het gaat om de begrippen extraversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, stabiliteit en innovativiteit.
Het gaat er niet om dat een predikant op al deze kenmerken maximaal moet scoren. Het zijn glijdende schalen waarbij ieder mens zich ergens op de lijn tussen de beide uitersten bevindt. Het niet bezitten van een bepaalde eigenschap kan echter belemmerend werken in het functioneren van een predikant en zelfs een belemmering zijn om predikant te worden. Voor een predikant is het wenselijke onderstaande persoonlijkheidskenmerken in zekere mate aanwezig zijn:
2.2.2. Persoonlijke behoeftevervulling
Vervolgens is de mate waarin een predikant in staat is zijn persoonlijke behoeften te vervullen bepalend voor zijn functioneren als predikant. In de Nederlandse samenleving van de 21ste eeuw is de sociale differentiatie ver doorgevoerd. Het leven van veel Nederlanders is gefragmenteerd in verschillende ‘deellevens’ die niet veel meer met elkaar te maken hebben. Werk, thuis, kerk, sport en uitgaan worden strikt van elkaar gescheiden. Bij een predikant lopen deze terreinen vaak in elkaar over. Predikanten ervaren het regelmatig als een last wanneer anderen een claim leggen op hun privéleven en zij niet genoeg ruimte krijgen om hun individuele behoeften en wensen te vervullen omdat het ambt roept. Wanneer een predikant vanuit zijn (te) grote mate van betrokkenheid op mensen in de gemeente te weinig tijd voor zichzelf en zijn gezin neemt, vergroot dit de kans op een burn-out. Gemeenten dienen zich te realiseren dat ook een predikant recht heeft op een privéleven.
2.2.3. Psychosociale vaardigheden
Ten slotte is het functioneren van een predikant afhankelijk van zijn psychosociale vaardigheden. Is hij in staat om op een goede manier te functioneren in relatie tot andere personen en binnen de samenleving? Hierbij zijn twee elementen van belang:
Omdat de predikant een solistisch beroep heeft, zal hij zijn eigen psychisch functioneren moeten bewaken. Van groot belang is dat hij kan blijven reflecteren op eigen handelen. Als dat niet (meer) lukt is er in feite al sprake van disfunctioneren. Hij zal in de opleiding dan ook getraind moeten worden om op een evenwichtige manier met zichzelf en zijn omgeving om te gaan. Hierbij is het raadzaam om gebruik te maken van supervisie, intervisie en/of werkbegeleiding.
2.3. Beroep
Dit is het ambachtelijke aspect van het predikantschap. Het functioneren van een predikant wordt namelijk niet alleen bepaald door zijn persoon maar ook door zijn beroepsmatige competentie. Deze twee moeten goed van elkaar onderscheiden worden, want in de praktijk hebben ze de neiging door elkaar te lopen. Reden hiervoor is de sterke verwantschap tussen persoonlijke geschiktheid en beroepsmatige bekwaamheid. Voor het predikantschap geldt immers dat in vrijwel alle facetten van
het beroep de persoon van de predikant op existentiële wijze naar voren komt. Zijn eigen persoonlijkheid is te zien als ‘interventie-instrument’. Stagnatie in het functioneren van een predikant wordt dan al snel toegeschreven aan een gebrek in de persoon van de predikant, terwijl er niet meer gekeken wordt naar het punt waarop de stagnatie ontstaat. Daarom moet altijd de vraag gesteld worden: ontstaat de stagnatie op het terrein van de persoonlijke geschiktheid of op dat van de beroepsmatige bekwaamheid?
Bij beroepsmatige bekwaamheid moet gedacht worden aan de mate waarin de predikant zich de methoden en benaderingswijzen voor bijvoorbeeld catechese, prediking, pastoraat, toerusting en leidinggeven heeft eigen gemaakt en weet te gebruiken. Beheerst de predikant de basisvaardigheden van zijn ambacht niet voldoende, dan zal hij falen in zijn beroepsmatige competentie.
Bij lacunes in de beroepsmatige competentie hoeft een predikant niet te worden afgeschreven. Door bijscholing is er vaak veel aan te doen, wat niet per se het geval is bij het ontbreken van persoonlijke geschiktheid. Het is daarom zaak om naar passende oplossingen te zoeken om lacunes op te heffen.
3. Achtergronden bij een beroepsprofiel
3.1. Wat is een beroepsprofiel?
Een beroepsprofiel bestaat uit een overzicht van beroepstaken, die in de praktijk van de beroepsuitoefening kunnen voorkomen. Die taken zijn gegroepeerd volgens taakgebieden. Ze worden voorafgegaan door een korte omschrijving van het beroep of een beroepsdefinitie. In onderstaand schema is deze opzet schematisch weergegeven.
Sommige beroepen kennen één werkveld. Andere beroepen kennen meerdere werkvelden. Dit laatste is het geval bij het beroep van predikant. Het meest voorkomende beroepsveld is dat van de kerkelijke gemeente. Daarnaast zijn andere beroepsvelden af te bakenen: Zorginstellingen, Justitiële inrichtingen, Defensie, Onderwijs en het Missionaire veld. Deze laatstgenoemde beroepsvelden vragen van de beroepsbeoefenaar een zekere mate van specialisatie.
3.2. Beroepsprofiel en functieprofiel
Naast beroepsprofielen zijn er ook functieprofielen. Vaak worden ze met elkaar verward, daarom hier een korte toelichting. Een beroepsprofiel hoort thuis bij de beroepsbeoefenaar. In zijn profiel staat beschreven waarvoor hij – i.c. de predikant – is opgeleid en voor welke taken hij als beroepsbeoefenaar inzetbaar is.
Nu kan een theoloog zowel in een kerkelijke gemeente als in een penitentiaire instelling of bijvoorbeeld een zorginstelling gaan werken. Bij het werk in een instelling zal hij niet altijd alle taken die in zijn beroepsprofiel staan hoeven uitvoeren. Een organisatie stelt namelijk een functieprofiel op, waarin een organisatie aangeeft voor welke taken ze iemand zoekt. Het hangt van de werkplek en de omvang van de formatie af wat het werkelijke takenpakket wordt. Al naar gelang de afspraken die tussen de organisatie en de beroepsbeoefenaar worden gemaakt kunnen periodiek wijzigingen in het functieprofiel ontstaan.
In toenemende mate stellen ook kerkelijke gemeenten een functieprofiel op, waarin zij aangeven voor welke taken zij een predikant zoeken. Dit schept de mogelijkheid voor gemeenten om die predikant te zoeken die bij de specifieke gemeente en in het functieprofiel past. Een predikant kan voor een specifiek takenpakket worden ingezet. Aan de andere kant geeft het de predikant ook de mogelijkheid om – in overleg – zijn daadwerkelijke functie af te bakenen, om te voorkomen dat hij
overspoeld wordt door een hoeveelheid aan taken en verwachtingen.
3.3. Beroepsprofiel en opleidingsprofiel
Het komt ook nog wel eens voor dat een beroepsprofiel en een opleidingsprofiel door elkaar gehaald worden. Ook dit is begrijpelijk, maar niet juist. In een beroepsprofiel staan de beroepstaken die de beroepsbeoefenaar kan uitvoeren. In een opleidingsprofiel staan competenties waarover een student uiteindelijk moet beschikken. Een opleidingsprofiel hoort thuis bij een opleidingsinstituut zoals de Theologische Universiteit. Een beroepsprofiel vormt een uitgangspunt voor het formuleren
van competenties. In die competenties wordt het vermogen beschreven om één of meer beroepstaken te kunnen uitvoeren. Wat er moet worden beschreven kan bijvoorbeeld tot stand komen door het beantwoorden van de vraag wat iemand moet kennen, kunnen, en wat hij moet zijn om die beroepstaak / beroepstaken te kunnen uitvoeren (kennis, vaardigheden, houding). Door van het beroepsprofiel uit te gaan wordt de aansluiting opleiding-werksituatie geoptimaliseerd. Eerst komt het beroepsprofiel en daarna het opleidingsprofiel.
3.4. Beroepsdefinitie
Een beroepsdefinitie is een korte omschrijving van het beroep. Hierin wordt aangegeven wat de identiteit van het beroep is en waarin het beroep zich van andere beroepen onderscheidt, zodat er een eigen opleiding voor nodig is. Dit is uitermate belangrijk, want zonder eigen identiteit heeft een beroep geen recht van bestaan.
4. Beroepsdefinitie predikant
Binnen de predikanten vereniging formuleren we de beroepsdefinitie van een predikant als volgt:
Geroepen door Christus en zijn gemeente vertolkt een predikant het levende Woord van God in verschillende levenssituaties van mensen en helpt mensen hun leven en levenssituatie verstaan in het licht van Gods spreken.
Met deze beroepsdefinitie geven we de beroeps-specifieke deskundigheid van een predikant weer. Het specifieke ligt in het hermeneut zijn. Hermeneut van Gods Woord, maar ook hermeneut van het leven. Beide velden zal een predikant moeten beheersen en vragen een academisch denkniveau. Hij zal in staat moeten zijn het Woord van God te horen en met de wijsheid van Gods Geest te doorgronden, voordat hij het kan verkondigen. Daarnaast zal hij ook de concrete werkelijkheid van het menselijk leven en de intenties van de menselijke ziel moeten kennen, en kunnen interpreteren, om zo de juiste woorden van God in een specifieke levenssituatie of een specifiek mensenleven te kunnen spreken.
5. Werkomgeving
In het hierna te beschrijven beroepsprofiel gaan we uit van het profiel van een gemeentepredikant. Zijn werkveld is de gemeente van Christus in de context van de 21ste eeuw. Voordat we het beroepsprofiel uitwerken naar taakgebieden en taken beschrijven we eerst het werkveld van de predikant in zijn huidige context.
5.1.Werkveld: De gemeente van Christus
Het werkveld van de gemeentepredikant is de gemeente van Christus. Een gemeente die door de Heer van de kerk wordt samengeroepen en die mag leven in verbondenheid met Hem. De gemeente is dan ook niet van de predikant, maar van Christus. Binnen de gemeente van Christus gaat het in eerste instantie om de liefde tot God en elkaar. Dit komt nadrukkelijk naar voren in het grote gebod dat de Heer ons zelf geeft: “Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf” (Matteüs 22,37-38). De liefde tot God, de verheerlijking en aanbidding van wie Hij is, krijgt vorm in het persoonlijk leven van ieder gemeentelid, maar ook in de gezamenlijke vieringen. Een eerste taakgebied van de predikant ligt dan ook in de eredienst, in de verkondiging van Gods Woord en het vormgeven van de liturgie.
Vanuit het dubbelgebod van de liefde komt meteen een tweede taakgebied naar voren namelijk het terrein van de onderlinge liefde: de gemeenschap. Binnen de gemeenschap van de gemeente helpt een predikant gemeenteleden hun leven te verstaan in het licht van Gods spreken (pastoraat) en rust hen toe tot dienstbetoon (toerusting / vorming) en ziet hij er samen met de ouderlingen op toe dat alles in goede orde toegaat en de gemeente wordt opgebouwd (gemeenteopbouw /
gemeenteorganisatie).
De gemeente heeft echter niet alleen betekenis naar binnen toe. Ze is een lichtend licht en heeft dus betekenis voor heel haar omgeving. Dat blijkt ook uit de opdracht die Christus zijn leerling meegeeft: “Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb” (Matteüs 28,19-20a). Bij de verkondiging van Gods Woord en het onderwijzen in de weg van Christus komt de samenleving dus in beeld. Dit gebeurt op drie manieren: gemeenteleden eren door hun dagelijks leven en werk God als de Schepper van de wereld en dragen bij aan de ontwikkeling en beheer van Gods schepping (1); daarnaast werven gemeenteleden mensen uit de samenleving voor Christus (2); tegelijk is de gemeente in woord en daad als een stad op een berg, waardoor ze een heilzame betekenis heeft voor de samenleving (3). Een derde taakgebied voor de
predikant is dus: de samenleving.
5.2. Context: De gemeente in de 21ste eeuw
De hierboven genoemde werkvelden waarop een predikant zijn werk mag verrichten zijn duidelijk herkenbaar in de Bijbel. Wat we niet in de Bijbel aantreffen is de 21ste eeuwse context van de gemeente. De context van de gemeente is de eeuwen door aan grote veranderingen onderhevig. We schetsen een aantal lijnen zoals we die begin 21ste eeuw binnen de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) waarnemen:
In vergelijking met de situatie van een halve eeuw eerder is er sprake van toegenomen opleidingsniveau en mondigheid van kerkleden. Waren kerken lange tijd ‘domineeskerken’ waarbinnen de predikant veel gezag had, in de context van de 21ste eeuw werken in toenemende mate gemeenteleden mee in allerlei diensten en bedieningen. Het ambt van alle gelovigen krijgt
daarmee concreet invulling. De keerzijde van deze ontwikkeling is de afbrokkeling van de positie van de predikant. Hij kan nauwelijks tot geen gezag meer ontlenen aan zijn positie, enkel nog aan inhoud. Dit vraagt van de predikant een hoge inhoudelijke competentie en tegelijk een sterkere weerbaarheid als persoon. De predikant wordt kritischer bekeken, makkelijker beoordeeld en daarmee ook eerder afgerekend op zijn functioneren.
Door de toegenomen betrokkenheid van gemeenteleden in allerlei diensten en bedieningen binnen de gemeente, maar ook door een toename in de vraag naar vervulling van verschillende behoeften is het karakter van het predikantschap in de loop van de eeuwen sterk veranderd. Ten tijde van de Reformatie had de predikant een publiek ambt waarin hij een aantal taken moest vervullen die bij het publieke ambt hoorden. De afbakening van die taken was helder. Hij werd geacht te preken, in
het openbaar Gods naam aan te roepen, de sacramenten te bedienen en de gemeente te regeren.
Ook toen hebben predikanten zich wel ingelaten met de problemen van afzonderlijke personen maar het publieke van hun ambt was dominerend. In de loop van de 19de eeuw begon de verschuiving. Het predikantschap was niet langer gericht op het vervullen van een aantal verplichtingen die bij een publieke functie horen, maar werd meer en meer gericht op de vorming en begeleiding van afzonderlijke gemeenteleden. In eerste instantie kwam dit tot uiting in de opkomst van intensief
persoonlijk pastoraat. Begin 21ste eeuw vraagt de toegenomen betrokkenheid van gemeenteleden in allerlei diensten en bedieningen om toerusting en aansturing, wat geleid heeft tot een enorme toename van taken. Dit draagt het gevaar in zich dat de predikant eerder manager is in de gemeente dan man van God. Intussen is deze uitwaaiering van taken een gegeven en hoort het managen van de gemeente bij het predikantschap in de 21ste eeuw. Aan de predikant is het om balans te vinden
tussen het man van God zijn en managen van Christus’ gemeente.
Verder kenmerkt de context van de gemeente in de 21ste eeuw zich in een toename van verschillende overtuigingen, meningen en stromingen. Deze verschillen tekenen zich ook af binnen de gemeente. Een predikant zit soms in een spagaat tussen de verschillende groepen in de gemeente en wordt geacht allen recht te doen en rondom het evangelie te verbinden. Het gevaar bestaat dat hij gedwongen wordt partij te kiezen, waardoor hij zijn onafhankelijkheid als predikant verliest.
Ook is de gemeente in de 21ste eeuw gevoelig voor invloeden van secularisatie. Er kan groot verschil bestaan tussen het leven van gemeenteleden op zondag en door de week, waardoor de predikant veel te maken krijgt met problematiek als gevolg van een seculiere levensstijl. De levenssituaties waarin hij geroepen wordt zijn vaak complex en kenmerken zich regelmatig door diepe problematiek.
Door voortschrijdende secularisatie is ook de positie van kerken in Nederland verschoven. De kerk is in de marge gedrongen en moet nu vanuit een nieuwe situatie het evangelie verkondigen. De context waarin de predikant moet fungeren vereist daarom een hoge beroepsmatige competentie om in een complex werkveld goed te kunnen functioneren. Maar met inhoudelijke bekwaamheid en goede technische vaardigheden is een predikant er niet. Hij zal als persoon stabiel en weerbaar
moeten zijn om lastige situaties het hoofd te kunnen bieden. Ook zal hij zich de Bijbelse boodschap echt eigen moeten hebben gemaakt, om zo uit de kracht van het evangelie de gemeente voor te kunnen gaan.
6. Taakgebieden van de gemeentepredikant
Taakgebieden zijn kenmerkende groepen van activiteiten. Ze dienen vooral om de beroepstaken te kunnen benoemen en te classificeren, om er grip op te krijgen. Elk taakgebied omvat een verzameling van verwante beroepstaken. In hun totaliteit moeten ze het gehele beroep omvatten, zowel de kerntaken als de taken in de voorwaardelijke sfeer.
Het hierna beschreven beroepsprofiel is het profiel van een gemeentepredikant, iemand die binnen de kerkelijke gemeente breed inzetbaar is. Het profiel toont wat een predikant zou kunnen doen en wie hij idealiter zou moeten zijn. Het profiel is in zijn geheel dermate volledig dat geen enkele predikant aan alle genoemde kwaliteiten kan voldoen en evenmin als individu aan al deze taken invulling kan geven. Wanneer het gaat om de daadwerkelijke beroepsuitoefening zullen er keuzes gemaakt moeten worden.
Eerste verantwoordelijkheid van de predikant is: in rust en stilte luisteren naar het spreken van God in zijn Woord. Vanuit die verborgen omgang met God, mag hij de gemeente dienen en toerusten. In het hier volgende beroepsprofiel brengen we geen scheiding aan in taken die hij wel en die hij niet op zich moet nemen. Zoals gezegd kan geen enkele predikant alle taken vervullen, de invulling van het predikantschap zal per predikant en/of gemeente verschillen. Van een predikant mag wel
worden verwacht dat hij op alle in paragraaf 5.1. genoemde taakgebieden een basiscompetentie heeft en als persoon geschikt is om binnen deze taakgebieden te werken. In het beroepingstraject en het jaarlijkse begeleidings- of functioneringsgesprek kan in wederzijds overleg worden bekeken waar de sterke en zwakke punten van de predikant liggen, voor welke taken de predikant zal worden ingezet, op welke gebieden hij uitgedaagd wordt aan zijn persoonlijke ontwikkeling te werken en
welke taken eventueel overgedragen moeten worden aan anderen.
Naast de gemeentepredikant, die breed inzetbaar is in kerkelijke gemeente, tekenen zich binnen het predikantschap ook specialismen af voor specifieke beroepsvelden. Voor elk van deze specifieke beroepsvelden geldt dat ze met de gemeentepredikant een en ander gemeen hebben, maar dat laten we hier terzijde.
1. Eredienst
a. Verkondiging: De predikant:
b. Liturgie / Spiritualiteit: De predikant:
2. Gemeenschap
a. Pastoraat: De predikant:
b. Vorming / Toerusting: De predikant:
c. Gemeenteopbouw / Organisatie en leiderschap: De predikant:
3. Samenleving / Wereld:
De predikant:
7. Literatuur
Predikanten Vereniging GKV
September 2013